Lieve mensen, jullie hebben alweer een tijdje niet meer van me gehoord. Mijn excuses daarvoor. Sommigen van jullie zullen me niet gemist hebben – of het niet eens gemerkt hebben – en anderen (vermoedelijk wel een paar minder) zullen nog altijd met een hart vol verwachting hun inbox in de gaten houden. Maar goed, zoals de grote Annie MG Schmidt al ooit schreef: het is nooit te laat om het eens heel anders te gaan doen. En aangezien Schmidt altijd gelijk had, is dat dus ook precies het idee. Out with the old, in with the new.
Vanaf nu (deze week hef ik mijn twitter-account op, dus voor mijn twittervolgers hier in deze vrolijke nieuwbriefgroep – dank voor alle pret de afgelopen dertien jaar) ga ik deze nieuwsbrief gebruiken om elke week een verhaal van exáct vijfhonderd woorden te publiceren. Geen 499 dus, en ook geen 501 (en ja: dat is inclusief de titel). Een leuke, vrolijke uitdaging, en vooral: nieuwe verhalen.
Ik wil jullie natuurlijk niet elke week lastig vallen met roddelpraat over bekende Nederlanders, of met mijn mening over al dan niet omgedraaide vlaggen (spoiler: überhaupt niet ophangen, die nare nationalistische en door extreemrechts gekaapte troep), of het eindexamen Nederlands nou wel of niet aangepast moet worden (spoiler: jazeker wel) en of de Stone of Scone nou wél of niet ingefreesd zou moeten worden voor vloerverwarming vóór de volgende coronation (bij twijfel altijd doen).
Hier, op deze plek, ga ik iets doen wat ik eigenlijk al heel lang wil doen: microreportages. Zeer Korte Verhalen, maar dan in reportagevorm. Een reportage over een bezoek aan de supermarkt. Een reportage over een buurtvergadering over hondenpoep. Een reportage over de biljartwedstrijd tussen Nol en André, in het buurtcafé.
Marcel van Roosmalen zegt altijd dat een reportageschrijver een soort Fly on the wall is, die opschrijft wat hij ziet. Dat is precies wat ik ga doen, alleen dan wel een fly on the wall in mijn eigen leven. De muren van de straten waar ik dagelijks doorheen loop en vanaf waar ik kijk naar de mensen die ik tegenkom, die ik met elkaar hoor praten, dingen zie doen.1
Een jonge sporter (vorige week) die in de trein aan een oude meneer met een gehoorapparaat uitlegt dat hij geen coke snuift als hij wedstrijden heeft, omdat hij altijd snel bloedneuzen krijgt. Of een oude dame achter de kassa van de supermarkt (eergisteren) die aan alle mensen in de rij vertelt dat ze over twee weken met pensioen gaat en dat ze hoopt dat ze Jordy dan weer eens kan zien. Of twee cosplayers (afgelopen donderdag) die zwijgend op een bankje zitten, uitkijkend over de cityring van Tilburg, met een zak van de Burger King voor zich.
Ik beloof geen spektakel – nee, laat ik dat even anders zeggen. Ik beloof: geen spektakel. Wat ik wel heb? Er heel erg veel zin in.
Goed. Dat zijn ze alweer, de eerste vijfhonderd. Ik schrijf jullie volgende week weer. Jullie horen van me. Maar nu echt.
Neggers & De Nederlanders
Vanaf nu: microreportages. Zeer Korte Verhalen in reportagevorm. Een reportage over een bezoek aan de supermarkt. Over een buurtvergadering over hondenpoep. Een biljartwedstrijd tussen Nol en André in het buurtcafé. Ik beloof geen spektakel. Of laat ik dat anders zeggen. Ik beloof: geen spektakel.