Op het terras zitten twee oude mensen van een jaar of zeventig. Zij draagt een pullover met streepjes en kijkt wat wezenloos voor zich uit. Hij heeft zijn portemonnee aan een ijzeren ketting in zijn broekzak zitten en kijkt onafgebroken op zijn iphone. Ze praten niet, ze lachen niet. Zij heeft een chocomel, hij een trappist.

Zij kijkt me heel eventjes aan als ik hen voorbij loop. Ik kijk terug en knik zo beleefd mogelijk.

Als ik ga zitten kijkt de man één seconde naar me, over zijn telefoon en over zijn bril heen. Dan kijkt hij weer terug op zijn scherm. Zijn bier ziet eruit alsof het al een tijdje doodgeslagen is.

Een paar minuten later komt er een man het terras op lopen met een aangelijnd hondje, en in zijn handen een kop thee en een bakje water. Zonder op te kijken gaat hij zitten – zijn hond neemt plaats onder de stoel naast hem. Ze kijken naar elkaar, de hond en hij. Af en toe knikt de man naar zijn trouwe viervoeter. De hond knikt niet terug, die ligt gewoon.

Terwijl ik de entree van de man en zijn hond opschrijf, vindt er een aardverschuiving plaats op het terras: de man naast me legt zijn telefoon weg, en buigt zich naar me toe.

'Bent u een schrijver?'

Ja.

Even lijkt hij van zijn stuk gebracht: misschien was 'ja' het enige antwoord dat hij niet verwacht had.

'En bent u dan ook een Tilburger?'

Zeker. Al moet ik er voor de volledigheid wel bij zeggen dat ik in Eindhoven geboren ben.

De man lijkt geen aanstoot te nemen aan mijn geboortegrond en is zichtbaar verguld van het feit dat er een Schrijver op het terras zit.

'We hebben hier nog eens ooit een echte schrijver gehad, in de stad, wist je dat?'

Oh?

'Ja, Van de Klundert. Al noemt ie zichzelf tegenwoordig Kluun, geloof ik, op televisie en al.'

Oh, ja, Kluun.

De man begint te lachen. 'Kluun. Kun je nagaan. Dat is toch raar? Van de Klundert is toch een prima naam voor een schrijver? Maar goed, hij doet maar hoor. Hij zal het wel weten.'

Ja, zo is het natuurlijk ook wel weer.

'Barry, trouwens.'

Pardon?

'Barry, ik ben Barry.'

Ach, kijk eens aan.

'Ja, ik zag u zo typen, ik dacht: dat moet wel een schrijver zijn.'

Ja, precies.

Het gesprek valt stil. Barry grinnikt nog wat na, en mompelt de naam van Kluun nog een keer. Hij schudt zijn hoofd om vervolgens eindelijk een slok te nemen van zijn bier. Dan valt het terras weer stil.

Een paar zalige minuten is het stil.

'Zullen we zo door de Tuinstraat naar huis lopen?' vraagt Barry's vrouw. Barry knikt voorzichtig. Alsof hij in zijn hoofd eventjes een alternatieve route bedenkt, en dan toch maar gewoon weer concludeert dat de Tuinstraat de betere optie is.

Ik draai me van de twee af, richting de andere terrasgast.

Zowel de man als het hondje hebben hun drinken niet aangeraakt.

Kluun

De man begint te lachen. 'Kluun. Kun je nagaan. Dat is toch raar? Van de Klundert is toch een prima naam voor een schrijver? Maar goed, hij doet maar hoor. Hij zal het wel weten.'