Snelfietsweg
Ik weet niet wat ik had verwacht voorafgaand aan mijn eerste keer op de snelfietsweg, maar het is druk. Er zijn mensen die zouden zeggen: gezellig druk, maar die mensen houden geen rekening met het tijdstip (half acht in de ochtend) en het aantal reeds genuttigde koffie (nul, de filters waren op).
Ik weet niet wat ik had verwacht voorafgaand aan mijn eerste keer op de snelfietsweg tussen Tilburg en Breda, maar het is druk. Er zijn mensen die zouden zeggen: gezellig druk, maar die mensen houden geen rekening met het tijdstip (half acht in de ochtend) en het aantal reeds genuttigde koffies (nul, de filters waren op). Ik word ingehaald door een bejaarde op een e-bike. Ik haal twee scholieren in die extreem langzaam fietsen omdat dat meer bij hun imago past.
Aan het begin van het fietspad staat een groot bord, waarop de gemeente Tilburg ons vol trots weet te melden dat er deze week alweer achtduizend mensen overheen gefietst zijn. Onder het bord hangt nog een bordje: samen maken we de wereld beter.
Ook dat nog.
Er komen een man en een vrouw achter me fietsen. Ze moeten ergens tussen de vijftig en de zestig zijn en ze rijden op dezelfde e-bike. Hij ziet eruit alsof hij altijd wel ergens om moet lachen, desnoods iets wat er in zijn eigen hoofd plaats vindt, zij ziet eruit alsof ze al sinds de jaren negentig klaar is met hem.
Ze fietsen achter me. Ze blijven achter me fietsen.
'Ja!' roept zij dan. Hij begint te lachen. Als er in tegengestelde richting een man in pak op een racefiets is gepasseerd, hoor ik de vrouw nog een keer hard 'ja!' roepen. Dan begint ze hard te bellen. Ik kijk een keer achterover. Ze wuift met haar hand dat ik een beetje meer naar links moet gaan rijden.
Ze belt nog een paar keer. Dan duwt ze zich tussen mij en de strook voor de tegenliggers in en fietst ze me met een boos gezicht voorbij.
Haar man zet de achtervolging in en fietst me ook voorbij. Hij lacht in zichzelf, maar kijkt me niet aan. Hij zegt niets tegen me, fietst me voorbij en gaat weer naast zijn vrouw fietsen.
Na een minuutje of wat kijkt ze om. Ze schudt haar hoofd een keer.
Terwijl ze langzaam maar zeker in de verte verdwijnen vraag ik me zo onzichtbaar als ik kan af wat ik verkeerd gedaan heb. Fietste ik niet ver genoeg naar links? Fietste ik te zachtjes? Ademde ik verkeerd? Heb ik de verkeerde fiets?
Ineens komt er een man met een bril en een aktetas op me af rijden. Alles aan hem schreeuwt 'onderdirecteur gemeentearchief', behalve dan dat hij op een soort elektrisch wiel balanceert dat hem voortstuwt in de richting van de binnenstad van Tilburg.
Hij kijkt stijf voor zich uit, de andere fietsers lijken niet voor hem te bestaan. Er is alleen hijzelf – hijzelf en het wiel. Meer niet. Ja, en straks de archiefkasten natuurlijk, maar daar hoeft hij nu nog niet aan te denken.
Ik knik naar hem, als we elkaar kruisen. Hij kijkt mijn kant in maar reageert niet.
Misschien is het voor hem ook nog vroeg, denk ik. Misschien waren bij hem de koffiefilters vanochtend ook op. Dat kan natuurlijk ook gewoon.